Ik stond er werkelijk geen seconde bij stil die ochtend. Het was zo’n typische doordeweekse rush: wekker te laat, broodtrommels op het aanrecht, schoenen zoeken, jas aantrekken. Terwijl mijn zoon zijn boterhammen at, maakte ik zijn lunchtrommeltje klaar. Een boterham met kaas, een appel en – zonder nadenken – een klein pakje appelsap. Geen literfles frisdrank, geen energiedrank, geen koekencircus. Gewoon appelsap. Iets wat hij lekker vindt en wat ik normaal alleen af en toe meegeef.

Die middag, toen ik hem ophaalde van school, voelde ik het meteen. Nog voordat er iets werd gezegd. Die blik. Die opgetrokken wenkbrauw van de meester. En inderdaad, daar kwam het moment.
“Volgende keer misschien gewoon water meegeven, hè,” zei hij. Zijn stem was vriendelijk, maar ook duidelijk afkeurend. “We proberen de kinderen hier een beetje bewust te maken van gezonde keuzes.”
Ik wist even niet wat ik moest zeggen. Bewust maken van gezonde keuzes? Het klonk alsof ik mijn kind een blik energydrink en een zak chips had meegegeven. Het ging om één pakje appelsap. Eén. Geen dagelijkse gewoonte, geen structureel patroon. Gewoon een uitzondering op een drukke ochtend.
Onderweg naar huis begon het langzaam te borrelen. Eerst verwarring, toen irritatie, en uiteindelijk boosheid. Sinds wanneer is een pakje sap ineens een opvoedkundige misser? Natuurlijk snap ik het verhaal achter suiker, tanden poetsen en gezonde voeding. Echt, ik ben niet wereldvreemd. Mijn zoon drinkt thuis meestal water, eet groente, krijgt fruit en weet prima wat gezond is en wat niet. Maar moet werkelijk elk moment van de dag een les zijn?
Op school lijkt het soms alsof er een onzichtbare voedselpolitie rondloopt. Alsof elk slokje en elke hap langs een morele meetlat wordt gelegd. Eén druivensapje en je wordt aangekeken alsof je de eerste stap richting obesitas hebt gezet. Het voelt overdreven, en eerlijk gezegd ook betuttelend.
Wat mij misschien nog wel het meest raakte, was de toon. Het was geen vraag. Geen open gesprek. Geen: “Goh, is dit iets wat hij vaker meekrijgt?” Nee, het was een oordeel. Verpakt in beleefdheid, maar duidelijk genoeg. Alsof ik een ouder was die het allemaal niet zo nauw nam. Terwijl ik daar stond met een herbruikbare broodtrommel, vers fruit en zelfgesmeerde boterhammen. Alles keurig volgens het boekje. Alleen dat ene pakje… dat was blijkbaar genoeg om gecorrigeerd te worden.

Thuis kwam het moment dat het me echt raakte. Mijn zoon keek me aan en vroeg heel onschuldig: “Mama, mag ik morgen weer appelsap mee?”
Ik aarzelde. Niet omdat ik het antwoord niet wist, maar omdat ik ineens twijfelde. Niet aan mezelf, maar aan hoe er gereageerd zou worden. En dat voelde verkeerd. Sinds wanneer laat ik mijn keuzes als ouder afhangen van een opgetrokken wenkbrauw?
Ik dacht aan alle ballen die ouders dagelijks in de lucht houden. Werk, huishouden, opvoeding, school, sociale verplichtingen. En dan moet ook elk detail van een lunch perfect binnen de richtlijnen passen. Alsof ouders geen eigen afwegingen kunnen maken. Alsof een kind niet mag leren dat balans ook betekent dat er af en toe iets lekkers is.
Begrijp me niet verkeerd: ik ben absoluut voor gezond eten. Ik vind het goed dat scholen aandacht besteden aan voeding. Kinderen leren veel op school, ook over hun lichaam en gezondheid. Maar waar ligt de grens tussen informeren en controleren? Tussen begeleiden en beleren? En vooral: wie bepaalt wat “normaal” is?
Want laten we eerlijk zijn: appelsap is geen gif. Het is geen dagelijkse suikerbom. Het is een drankje dat veel ouders weleens meegeven. Moet een leerkracht zich daar echt mee bemoeien? Had dit niet op een andere manier gekund? Bijvoorbeeld door een algemeen beleid te communiceren, in plaats van een individuele ouder aan te spreken bij het schoolhek?
Wat me ook niet loslaat, is wat dit doet met kinderen. Zij voelen haarfijn aan wanneer iets “niet goed” is. Wat leert mijn zoon hier nu van? Dat mama iets verkeerd deed? Dat hij iets fout had meegenomen? Dat hij zich moet schamen voor wat er in zijn trommeltje zit?

En dan stel ik mezelf – en jou als lezer – de vraag: vind jij dit normaal handelen van de meester? Is dit de rol van een leerkracht? Of gaat dit een stap te ver?
Misschien ben ik ouderwets. Misschien ben ik te gevoelig. Maar ik vind dat opvoeden begint bij vertrouwen. Vertrouwen in ouders dat zij het beste willen voor hun kind. Dat ze heus wel weten wat gezond is. En dat ze soms bewust kiezen voor iets wat misschien niet perfect, maar wel prettig is.
Want gezondheid is meer dan alleen suikerarm eten. Het is ook plezier. Ontspanning. Een fijn gevoel bij de lunch. En ja, soms zelfs een pakje appelsap dat een schooldag nét wat leuker maakt.
De volgende ochtend stopte ik weer water in zijn tas. Niet uit overtuiging, maar uit gemak. Maar ergens knaagde het. Want eigenlijk had ik willen laten zien dat ik achter mijn keuze sta. Dat ik me niet laat corrigeren over iets kleins, iets menselijks.
Misschien moet de meester ook leren dat opvoeden geen wedstrijd perfect gedrag is. Dat kinderen geen robots zijn die alleen maar “juiste keuzes” mogen maken. En dat ouders soms gewoon hun best doen, op hun eigen manier.
En nu ben ik benieuwd: vind jij dit normaal? Of is dit weer een voorbeeld van hoe we met z’n allen een beetje zijn doorgeschoten?










