Dat kleine ronde litteken op de bovenarm — vaak met een iets opstaande rand of gekartelde structuur — is voor velen die vóór 1972 geboren zijn een herkenbaar teken. Een merkteken dat niet zomaar verdween, zelfs niet na tientallen jaren. Het is het litteken van de BCG-vaccinatie, ooit een van de meest bekende prikken ter wereld. Deze vaccinatie werd jarenlang standaard toegediend om mensen te beschermen tegen tuberculose (TBC), een ziekte die destijds nog volop rondwaarde.

Een prik met een verhaal
De BCG-prik was anders dan de meeste vaccins van nu. In plaats van één naald die diep in de spier ging, werd dit vaccin met een speciale meervoudige naald toegediend, waarbij meerdere kleine prikjes vlak onder de huid werden gezet. Hierdoor ontstond vaak een kleine, lokale reactie — een bultje dat veranderde in een korstje, en later in een klein litteken. Die techniek was bedoeld om de werking van het vaccin te versterken, maar zorgde er dus ook voor dat het een blijvend merkteken achterliet.
Veel mensen herinneren zich nog goed dat moment: het was een prik die wat brandde en daarna nog dagenlang gevoelig bleef. Ouders kregen te horen dat dat “een goed teken” was, want het betekende dat het vaccin zijn werk deed. En inderdaad, die kenmerkende ronde afdruk werd al snel een soort herkenningsteken binnen een hele generatie.

Tuberculose: de gevreesde longziekte
In de eerste helft van de twintigste eeuw was tuberculose een van de grootste volksziekten in Nederland. Sanatoria — speciale ziekenhuizen op het platteland of in de bossen — zaten vol met patiënten die maanden of zelfs jaren moesten aansterken in frisse lucht en rust. De ziekte trof vooral de longen, maar kon zich ook in andere organen nestelen. Voor de komst van antibiotica was tuberculose vaak dodelijk, en ook daarna bleef ze hardnekkig aanwezig.
Het BCG-vaccin (genoemd naar de Franse ontdekkers Calmette en Guérin) bood geen volledige bescherming, maar wel een aanzienlijke vermindering van het risico op ernstige vormen van TBC, vooral bij jonge kinderen. Voor veel landen was dat voldoende reden om de vaccinatie op te nemen in het landelijke vaccinatieprogramma.
De verandering in Nederland
In Nederland werd de BCG-prik tot begin jaren zeventig nog breed toegediend, maar daarna veranderde dat. Dankzij betere leefomstandigheden, antibiotica en volksgezondheidscampagnes kwam tuberculose steeds minder vaak voor. Het risico op besmetting werd klein genoeg geacht om de prik niet langer aan iedereen te geven. Vanaf dat moment kregen alleen nog mensen met een verhoogd risico de vaccinatie — bijvoorbeeld zorgmedewerkers of reizigers naar landen waar TBC nog veel voorkomt.

Een litteken met betekenis
Voor velen is dat kleine litteken dus meer dan een vlekje op de huid. Het vertelt een verhaal over een tijd waarin infectieziekten nog dagelijkse realiteit waren, en waarin medische vooruitgang stap voor stap werd geboekt. In een wereld waarin vaccins tegenwoordig haast vanzelfsprekend zijn, herinnert dit litteken aan het begin van die strijd — een tijd waarin elke prik een sprankje hoop betekende.
Het litteken is daardoor bijna symbolisch geworden: een klein, rond stukje geschiedenis dat je letterlijk met je meedraagt. Een tastbaar bewijs van hoe ver de geneeskunde is gekomen — en van de generaties die met die ene prik bescherming kregen tegen een ziekte die ooit miljoenen levens eiste.









